|
|
|
|
|
|
|
|
Gedichten
en fotografie van dichter/schrijver Frans Budé. (tekstversie) |
|
|
|
|
|
bio/bibliografie - recente
bundels - nieuwsbrief - nieuw
gedicht - gedichten - links |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Biografie/Bibliografie: |
|
|
|
Dichtbundels: |
|
• Vlammend marmer, Meulenhoff, 1984.
• Een leem, Meulenhoff, 1986.
• Grenswacht, Meulenhoff, 1987.
• Nachtdroom, Meulenhoff, 1989.
• De onderwaterwind, Meulenhoff, 1991.
• Maaltijd, Meulenhoff, 1994.
• In Remersdaal, Meulenhoff, 1997.
• Zomerplaats, Herik (met tekeningen van Gilbert De Bontridder),
1998.
• Alles gaande, Meulenhoff, 2001.
• De trein loopt prachtig binnen, Meulenhoff, 2003.
|
|
|
|
|
|
|
Gedichten in de openbare ruimte: |
|
• Brunssum, Platanendreef,
bij oorlogsmonument van Marco Juriën.
• Tegelen, Kasteellaan, dichtregels bij beeldhouwwerk Innercirkel van Piet
Killaars.
• Bergen op Zoom, Holleweg, gedicht Holleweg tegen flatwand.
• Maastricht, Centre Céramique, gedicht Toren van Siza in leeszaal.
• Maastricht, gedicht Wandeling, Jekerpark Gerlachuspad. |
|
|
|
|
|
|
Biografie: |
|
Ga naar de Digitale Bibliotheek Voor De Nederlandse Letteren |
|
|
|
|
|
|
Bijzondere uitgaven: |
|
Ga naar de website van de Koninklijke Bibliotheek |
|
|
|
|
|
|
Vertalingen: |
|
Frans, Duits, Engels, Spaans, Chinees. |
|
|
|
|
|
|
Beeldend werk: |
|
Beeldend werk van Frans Budé werd geëxposeerd
op solotentoonstellingen bij PAK Galerie Maastricht, Galerie Signe Heerlen,
Galerie Wolfs, Maastricht,
Ultima Thule, Amsterdam. Groepstentoonstelling: De Balie, Amsterdam. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Recente
Bundels: |
|
|
|
De trein loopt prachtig binnen. |
|
Klik op onderstaande links voor informatie over deze bundel:
• http://www.meulenhoff.nl
• http://www.bibliotheek.nl
|
|
|
|
Een huis in de grond. |
|
In Een huis in
de grond confronteert Frans Budé de lezer met
beelden van vroeger en nu. Na een vondst van menselijke skeletten in
zijn tuin plaatst hij de gesneuvelde soldaten zowel op het strijdtoneel
van 1673 – als
Lodewijk XIV Maastricht belegert – als in de intieme beslotenheid
van zijn achtertuin. In dichterlijke beelden beleven we hun doodsstrijd,
en zoveel jaar later, het openen van het graf. De zwartwitfoto’s
maakte Budé in de onmiddellijke omgeving
van de vindplaats. Ze zijn ondanks hun strakke benadering sterk elegisch
van toon, verwijzen zowel naar vergankelijkheid als naar kracht en bloei.
Deze bijzondere bundel kwam tot stand dankzij de belangeloze medewerking
van de dichter, de vormgever (Baer Cornet, Venlo) en de drukker (Rosbeek
BV, Nuth).
Oplage: 250 standaard exemplaren, 100 luxe uitgaven (genummerd en gesigneerd).
U kunt de bundel bestellen door het overmaken van resp. eur 9,50 (standaard)
of eur 27,- (luxe) op girorekening 9562110 t.n.v. Een huis in de grond
te Maastricht.
De opbrengst van de bundels gaat in zijn geheel naar War Child. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Nieuwsbrief: |
|
|
|
|
|
Wilt u op
de hoogte worden gehouden van nieuwe gedichten op deze site?
Stuur een mailtje met als onderwerp 'abonneer' naar info@fransbude.nl. |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Links |
|
|
|
Een huis in de grond. |
|
• more
about Frans Budé at Poetry Interrnational Rotterdam
• mehr über Frans Budé bei
Helmut Schulze
• http://www.satt.org/lyrik-log/3.html
• NedWeb Dokustelle (Wien)
|
Gedichten op het web |
|
• Langs the highway, The Maastricht International Poetry Nights
• De
trein loopt prachtig binnen, op www.nederlands.nl
• Op zee, op www.nederlands.nl
• Île d'Ouessant, op www.gedichtvandeweek.nl,
geef 'Budé' als zoeknaam in
• Holleweg, op www.cubra.nl
• De weg door de stad, fotograaf Sander Philippen
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Gedichten: |
|
|
|
|
|
nieuw
gedicht - onzichtbaar - exit - onderweg - de
zuidtuin - oever - de
badkamer - l'heure bleue |
|
|
|
|
|
|
Nieuw gedicht |
|
Routekaart/Briefing
Niemand kent de kleuren in de verte,
als bij aanvang. Is het gek dat kleur verschiet,
tanks als grote huizen zich verplaatsen
langs onbelichte zomen, schuilen bij elkaar?
Als wij het zijn die daar gaan, geen zicht-
en vuurdekking, als wij het zijn waar onraad ligt
na het optillen, het neerzetten van een voet –
halt, wie daar? Ik ben nog aan het meten de afstand
tussen stappen, de ramen in het weggevallen huis.
Op wie ga je af met al je toebehoren? Weigert
je dichtgesnoerde mond, en gebaar je: deze ruimte
is niet van ons, ook de sterren, ook de sluier
van de bruid niet die wacht onder een jonge boom,
ruisend in vlammen opgaat, opdwarrelt, vervliegt.
Je kunt wel gaan nu.Een gele wolk gaat liggen in het zand. Te denken
aan een hinderlaag, alles dat onze tenten
schril doet klapperen. In alle wirwar
zijn er de niets ontzienden om door te vragen
onder een drukkende hemel, onpeilbaar lang.
‘ Slagsnoer? Drukontsteker?’
‘ De mijn in losse grond voldeed aan alle eisen.’
Roodgezwollen vlammen, zwaaiend
in het avondlicht. Maar hoe de kinderstemmen
te verklaren waarover men praat, geruis van
woorden dat voortduurt totdat het donkert.
Alleen het lampje flakkert vreemd vertrouwd,
als ik me oprol, vlieg en val door takken
van geschroeide bomen langs het ademen
van de wachtpost, vastberaden
turend door zijn kijker dat ik het ben.
|
|
|
|
Onzichtbaar
terug
naar gedichten |
|
Nu hij niet komt straks
over de holle weg zo lang onzichtbaar
tegen de lege lucht, delen wij
de woorden die hij achterliet,
ontwaken pratend met de gordijnen
als een wind de kamer binnenkomt
terwijl het sneeuwt voor de deur -
alsof verwacht. Binnen
schudden wij het kussen op,
slaan aldoor een vuist die achterblijft
in de holte van de sloop.
(uit: Alles gaande) |
|
|
|
Exit
terug
naar gedichten |
|
Toen ze ons niet zagen
die nacht bedroefd en
aan onszelf kwijt
de deur met bloed beslagen
de dood een gang vol
geur en hinderlagen toen
vuur en wind zich schaarden
om onze afgedwaalde roep
weken wij af van het bestaande
af van onze roep. Vielen
samen, raakten aan
wat hangen bleef. Schaduw –
zo nauw dreef ons het licht
(uit: Grenswacht)
|
|
|
|
Onderweg
terug
naar gedichten |
|
Aan het
raam van de Greyhoundbus
het meisje uit Denver, wiegend over
de weg. Slingerend de rivier die
zij niet kent, meeloopt op haar walkman,
snerpt en danst, losjes door het land.
Steeds opnieuw een tunnel in, moment
verdwijnen, dan het licht, en de stroom,
onvoltooid, gaat anders klinken –
rollende banden, wind op het tuimelraam
tegen alles aan, duikelend binnen. Zo de verte in,
slaat ze haar ogen op, een zuchtje wind alleen –
een dag in augustus, lichte beroering,
en dwaalt weer af, de rest is nacht.
(uit: De
trein loopt prachtig binnen) |
|
|
|
De
zuidtuin
terug
naar gedichten |
|
Ik plukte,
terwijl wij geliefden lagen
verzoend tegen het grasland aan.
De eerste bloem – liggend aangestaard,
wemeling die uit een lichtschijn klom,
groot behagen, waasjes stuifmeel dicht bijeen,
de middag glom. Pufjes kleur hadden we,
wit werd rood, en al het andere. Wat
struikelend tot bewegen kwam, blaadjes
toegefluisterd, bloem opnieuw, strelend
het tere blad, daar hield je van, pogend
te bevatten de verwondering, half in het gras
hoe eindelijk de zomer, stralend de dag.
(uit: De trein loopt prachtig binnen)
|
|
|
|
Oever
terug
naar gedichten |
|
De aanzet
tot het niet-zijn. Straks
geen kleren meer als men meereist
met de sterren boven het ijs de over-
zijde tegemoet, de allerverste winter in
waarin men aanlegt naast een veld
van sneeuw. Het helder wordend
licht dat invliegt, dat men spelt,
onafgebroken lezend in de palm
van zijn hand. Men verstaat wat wij
wilden toen nog geen ruis van overkant
de schelp streelde, het woord niet ving
dat zong: Oever! Aankomst! Weelde!
(uit: In
Remersdaal) |
|
|
|
De
badkamer
terug
naar gedichten |
|
Sta ik
hier te sterven tot zelfs de druppels,
ook de tranen ruim en beeldschoon vallen.
Te sappelen om niets, geen zware kleren aan,
niet eens pijn. En woon met anderen,
heb ik vannacht gedroomd. De kamer
laat ik dicht vandaag, alleen jij, je hand
op mijn schedel, zolang je wilt heel even
strelen. En loopt het bad over, acht uur
’
s ochtends – de damp, de geur, de honing,
zoveel trager dan geweest.
(uit: De trein loopt prachtig binnen)
|
|
|
|
L'heure
bleue
terug
naar gedichten
|
|
Ik herinner
mij de nacht, een zwarte luchtballon,
spatten inkt waarin de straat verdwijnt. In hoeken
wordt gevreeën, geen regen nog dan blauwe ruis van
televisiebeelden, geur van damp en thee. Dat er
dansers zijn, hoog in een herinnering stoelen op een
terras waar men rieten torens bouwt – dat is gewaagd,
misschien twee uur in de nacht, een hond, kletsnat,
schudt zich af, vult beschaamd de wereld met zijn last.
De straat buigt zacht, brengt stemmen op het plein.
Je wordt verwacht om op te staan en lief te hebben,
in het dichte donker je tranen, je handen te spannen
in de warmte van de heuvel nu de maan stijgt boven
witte stenen je vrouw te zien die, voordat het gaat
sneeuwen, je kleren schikt, turend in het zomergraf
haar vingers die naar bloemen graven, in het vuur
van zoveel as je ooglid raken. Geef haar je ring
en wacht. Alsof je praat en lacht, onder hecht arduin
het laken verlegt – in de allereerste nacht.
(uit: Zomerplaats)
|
|
|
|
|
|
|